Notre commentaire
Je présume que depuis l’ouverture en 2012, pas mal de nos compatriotes ont déjà eu l’occasion de visiter le Louvre-Lens. Aux autres, un seul conseil : allez le voir !
Le bâtiment, le site, le concept, bref le tout, vaut déjà le déplacement. La Grande Galerie qui abrite la collection permanente est un must pour tout amateur d’art et les expositions temporaires, sont plus qu’une valeur ajoutées.
Pas plus que nous, nos ancêtres n’aimaient la guerre, mais la guerre était au centre des valeurs de la société et considérée comme un épisode inévitable. Mourir pour la patrie est un acte glorieux depuis les Romains, mais pour paraphraser un dicton japonais : ce sont les généraux qui triomphent, mais les soldats qui meurent.
Nous sommes en 2014, et comme plus personne ne peut l’ignorer la “Grande Guerre” débuta il y cent ans, il est donc normal et même inévitable que la guerre soit présente dans un très grand nombre d’expositions en France et en Belgique. Si c’est donc parfaitement compréhensible, personnellement, et je m’en excuse, je commence à en avoir une indigestion. Et ce ne sont pas les superbes peintures, dessins ou gravures d’artistes, tels que Delacroix, Goya, Géricault, Daumier ou Picasso, qui y changeront quelque-chose.
L’exposition doit, ou du moins est supposée, nous montrer en quoi les artistes ont contribué au mouvement de désenchantement. Il est vrai qu’entre la première et la dernière des douze salles, il y a un monde de différence. On débute par les guerres napoléoniennes, et on est, dès l’entrée, plongé dans la glorification de Napoléon et ses grognards ; à la fin on est confronté aux guerres d’Indochine et du Vietnam pour terminer par le terrorisme et les drones.
L’exposition du Louvre-Lens a l’énorme avantage sur presque toutes les autres exposition qu’elle nous montre une série d’œuvres de toute première qualité. La valeur artistique de l’exposition est donc de tout premier ordre. Mais en reparlant constamment de la guerre on lui fait une publicité qu’elle ne mérite pas. Et le journal télévisé journalier en est une preuve : les conflits armés, petits ou grands, sont toujours acceptés comme un mal inévitable et provoquent, somme toute, fort peu de réactions.
Mais revenons à l’exposition qui, comme déjà dit, en vaut la peine. Surtout pour les sept premières salles, car à partir de la Seconde Guerre Mondiale (salle 8) la guerre est, si l’on peut dire, déshumanisée avec les bombes atomiques et devient, excusez l’expression, moins esthétique.
Une exception cependant pour la salle 12 où l’on peut voir des objets, peintures et dessins, qui viennent de la collection d’Art Brut, du LAM : « Lille métropole musée d’art moderne, d’art contemporain et d’art brut » à Villeneuve d’Ascq. Un endroit qui vaut plus que la peine de visiter lorsque vous êtes dans la région.
Le communiqué du musée
Cent ans après la Première Guerre mondiale, la grande exposition internationale d’été présentera 450 oeuvres sur les désastres de la guerre depuis les campagnes napoléoniennes jusqu’à nos jours.
Pourquoi préférons-nous la paix à la guerre ?
Cette exposition nous invite à le comprendre. Elle montre en quoi les artistes ont contribué au mouvement de désenchantement face à la guerre, qui s’amorce au tournant du 19e siècle, lors des campagnes napoléoniennes.
Depuis toujours placée au centre des valeurs de la société, la guerre comme épisode nécessaire et inévitable allait de moins en moins faire consensus à partir du 19e siècle. Alors que l’art était dominé par la bataille héroïque, la guerre fut alors de plus en plus représentée sous toutes ses faces, y compris ses conséquences les plus atroces sur les humains, les animaux, la nature, les villes, les choses.
En 12 séquences, l’exposition pose les jalons majeurs de cette histoire méconnue, à travers une vingtaine de conflits.
Elle rassemble 450 œuvres sur tous les supports : peinture, sculpture, dessin, gravure, photographie, cinéma, vidéo, image d’Épinal, presse, affiche, objet, etc. Près de 200 artistes sont représentés, parmi lesquels Géricault, Goya, Daumier, Dix, Vallotton, Léger, Capa, Picasso, Richter, Villeglé, Erro, Combas ou Pei-Ming.
Commissaire générale : Laurence Bertrand Dorléac, historienne de l’art, professeur à Sciences Po.
Avec la collaboration de Marie-Laure Bernadac (commissariat art contemporain), conservatrice générale du patrimoine et Dominique de Font-Réaulx (commissariat photographie), conservatrice en chef du patrimoine, directrice du Musée national Eugène Delacroix, Cécile Degos (scénographie).
L’exposition bénéficie du label national “Centenaire” et s’inscrit dans l’opération “Guerres et Paix” des musées du Nord – Pas de Calais.
Infos pratiques
Tarif : 9€ / 8€ (réduit)
Ouvert tous les jours sauf le mardi
10 à18 h
Entrée via la rue Paul Bert ou la rue Georges Bernanos
(Parking Stade Bollaert et Dumortier à Lens & Jean-Jaurès à Liévin
Ons commentaar
Ik neem aan dat sinds de opening in 2012, veel landgenoten de mogelijkheid hebben gehad om de Louvre-Lens te bezoeken. Aan de anderen, één advies: ga het bezoeken!
Het gebouw, de site, het concept, kortom het geheel, is de reis meer dan waard. De Grande Galerie, met daarin de vaste collectie, is een must voor iedere kunstliefhebber en de tijdelijke tentoonstellingen, zijn méér dan een toegevoegde waarde.
Onze voorouders, hielden evenmin als wij van oorlog, maar oorlog was verweven in hun maatschappelijke waarden en werd dan ook beschouwd als een onvermijdelijke gebeurtenis. Sterven voor het vaderland is al eervol sinds de Romeinen, maar zoals een Japans spreekwoord zegt: het zijn de generaals die zegevieren, maar het zijn de soldaten die sterven.
Zoals nu wel iedereen weet, is het 100 jaar geleden dat de “Grote Oorlog” begon en het is dus normaal en zelfs onvermijdelijk dat de oorlog aanwezig is in een groot aantal Franse en Belgische tentoonstellingen. Het mag dan volkomen begrijpelijk zijn, maar persoonlijk, en met mijn excuses, krijg ik er zo ongeveer een indigestie van. En het zijn niet de prachtige schilderijen, tekeningen en etsen van de 200 kunstenaars, waaronder Delacroix, Goya, Gericault, Daumier en Picasso, die daar iets kunnen aan veranderen.
De tentoonstelling moet, of wordt op zijn minst verondersteld, ons te tonen hoe kunstenaars hebben bijgedragen aan de ontnuchtering. Het is inderdaad zo, dat er een wereld van verschil is tussen de eerste en de laatste van de twaalf zalen.
Van bij het binnenkomen worden we ondergedompeld in de verheerlijking van Napoleon en zijn leger terwijl we bij het einde worden geconfronteerd met de “vieze” oorlogen in Indochina en Vietnam en met de drones.
Deze tentoonstelling in het Louvre-Lens heeft het enorme voordeel op bijna alle andere, dat ze met een reeks werken van topkwaliteit kan uitpakken. De tentoonstelling is dus kwalitatief zeer hoogstaand, maar door steeds over de oorlog te praten geeft men hem een publiciteit die hij niet verdiend. De dagelijkse nieuwsuitzendingen op de televisie zijn er het bewijs van: grote of kleinere gewapende conflicten worden nog steeds aanvaard als een onvermijdelijk kwaad en lokken, al bij al, bitter weinig reacties uit.
Maar laat ons bij deze tentoonstelling blijven die, zoals reeds gezegd, zeer de moeite waard is. Zeker voor de eerste zeven zalen, want vanaf de achtste zitten wij bij WO II en van dan af is de oorlog als het ware ontmenselijkt, zeker met de atoombom en is hij ook, sorry voor de uitdrukking, minder esthetisch.
Er moet nog een uitzondering gemaakt worden voor zaal 12, want daar kan men objecten, schilderijen en tekeningen zien uit de Art Brut collectie van het LAM : « Lille métropole musée d’art moderne, d’art contemporain et d’art brut » in Villeneuve d’Ascq; eveneens een museum dat een bezoek waard is als u in de regio bent.
De mededeling van het museum
( jawel : ook in het nederlands!!!)
De verschrikkingen van de oorlog
De tentoonstelling toont een rijke verzameling afbeeldingen die voortkomen uit de desillusie met de oorlog, die vooral wordt beschouwd als een leverancier van ellende vanaf het begin van de 19e eeuw tot heden. Tot op dat moment was het een van de belangrijke waarden van de samenleving maar het werd steeds vaker door kunstenaars in al haar facetten beschouwd, waaronder de meest gruwelijke gevolgen voor mensen, dieren, landschap, steden en dingen. Elke oorlog genereerde beelden die verband hielden met nieuwe opvattingen en technieken.
Deze multidisciplinaire tentoonstelling toont de belangrijkste mijlpalen van deze nauwelijks bekende geschiedenis aan de hand van verschillende media: schilderkunst, beeldhouwkunst, grafische kunst, fotografie, film, video, installaties, strips, prenten, cartoons in kranten, enz.
Practisch
Het museum is elke dag,behalve op dinsdag, geopend van 10 tot 18 uur (laatste toegang om 17.15 uur).
Toegang via de rue Paul Bert of via de rue Georges Bernanos
(parkeerterreinen Stade Bollaert et Dumortier in Lens en parkeerterrein Jean-Jaurès in Liévin)
