Marcel Broodthaers
Poèmes industriels, lettres ouvertes
L’œuvre de Marcel Broodthaers est pour moi un peu comme la savonnette ( excusez mon irrévérence ) qui a glissé dans la baignoire : à chaque fois que je l’attrape et que je crois bien la tenir, elle me glisse à nouveau des mains pour m’obliger à chercher plus loin et plus profond. Ce petit jeu me plaît même si je sais pertinemment que jamais je ne comprendrai tout à fait cet immense artiste.
Wiels- en collaboration avec Marie-Puck Broodthaers – a bien compris la nécessité de prendre le spectateur par la main et propose les clés de lecture essentielles pour chaque ensemble de plaques de « poèmes industriels » : il y a le contexte des années 68 – 72, les lectures à plusieurs degrés (littéral, phonétique, poétique ,politique …), le fait que Broodthaers se joue des structures qui organisent et régissent notre pensée (le musée, l’académie, le marché de l’art… et par extension la ponctuation ), et sa prédilection pour les énigmes , rébus et autres jeux de mots et d’images. C’est donc à un grand jeu du chat et la souris que Marcel Broodthaers invite les spectateurs.
Pour plus de contexte, j’en réfère au texte du Wiels ci-dessous.
Cette expo est donc un moment unique par la présence de la presque totalité des plaques de « poèmes industriels « produites. Voir cet ensemble de 120 plaques et autant d’autres documents sera un moment mythique pour les inconditionnels de l’artiste . Pour ceux qui veulent faire l’effort d’entrer dans son univers poétique c’est « maintenant ou jamais «
Au troisième étage il y a une exposition de l’artiste américaine Rebecca Quaytman. C’est presque le contre-pied des poèmes industriels. Elle s’est basée sur les œuvres monumentales de notre peintre Antoine Wiertz (1806-1865) pour en offrir une lecture contemporaine et féministe. A voir absolument.
Wiels écrit:
Dans ses recueils de poèmes, Marcel Broodthaers (1924-1976) développe un langage suggestif, ponctué d’associations libres, qui contraste radicalement avec le langage biaisé du marketing ou les data de la communication électronique, en plein développement à l’époque. Les messages répétitifs standardisés sont tout autant remis en cause dans ces multiples, intitulés ‘Poèmes industriels’. Inspiré par les éléments populaires des plaques et signalisations de rue, Broodthaers a composé des poèmes visuels énigmatiques, avec pictogrammes, mots, lettres ou ponctuation, éludant toute signification directe et universelle. Fabriqués industriellement par un procédé de formage sous vide et à chaud, ils confèrent au langage imprimé des contours et des caractères en reliefs, une certaine palpabilité, mots et pictogrammes étant moulés en réceptacles à idées. Broodthaers voyait dans ces œuvres un jeu sur “l’image comme texte et le texte comme image”, critiquant l’usage utilitaire de l’art conceptuel comme information linguistique, et privilégiant sa dimension poétique.
“Sachez que l’on fabrique ces plaques comme des gaufres”Marcel Broodthaers, 10.000 francs de récompense, 1974
À travers une exposition inédite, élaborée en concertation avec la Succession Marcel Broodthaers, WIELS présente pour la première fois la série complète des 36 motifs principaux des plaques de Broodthaers, tout en dévoilant des versions et variantes inconnues, afin de révéler le point de vue particulier de l’artiste sur les principes de sérialité, d’unicité ou de reproductibilité de l’œuvre d’art et du langage. L’exposition comporte aussi des motifs uniques, ainsi qu’un grand groupe de dessins et d’esquisses préparatoires, autant de clés de lecture. Les plaques sont mises en rapport avec une sélection de ‘Lettres ouvertes’ de l’artiste, tracts qu’il distribuait au public à l’époque de la fondation et du développement de son Musée d’art moderne, Département des Aigles, musée privé dont il était à la fois l’artiste, le directeur, le gardien et le visiteur solitaire. Ce projet l’a occupé de 1968 à 1972, parallèlement à la production des plaques en plastique, dont certaines ont servi comme publicité pour différentes sections de son musée.
L’exposition réunit quelque 120 plaques, 70 dessins et documents, ainsi que des prototypes, et une sélection de 14 ‘Lettres ouvertes’ significatives. Un catalogue raisonné inédit est édité par Charlotte Friling, avec des textes de Maria Gilissen Broodthaers, Manuel Borja-Villel, Charlotte Friling et Dirk Snauwaert, publié en anglais par WIELS, Marot et Hatje Cantz (400 pages, environ 500 illustrations).
Exposition organisée par Charlotte Friling et Dirk Snauwaert
En étroite collaboration avec Maria Gilissen Broodthaers et la Succession Marcel Broodthaers
Et en collaboration avec Marie-Puck Broodthaers
Dispositif des ‘Lettres ouvertes’ par Richard Venlet
Marcel Broodthaers
Industriële gedichten, open brieven
Het werk van Marcel Broodthaers is voor mij een beetje zoals het stukje zeep (excuseer mijn oneerbiedigheid), die in de badkuip is gegleden: telkens als ik het vastpak en denk dat ik hem stevig beet heb, glipt hij weer uit mijn hand en dwingt mij verder en dieper te zoeken. Ik geniet van dit spel van betekenissen, ook al weet ik dat ik deze grote kunstenaar nooit helemaal zal begrijpen.
Wiels – in samenwerking met Marie-Puck Broodthaers – heeft duidelijk begrepen dat de toeschouwer bij de hand moet worden genomen en biedt de essentiële leessleutels voor elke groep “industriële gedichten”: er is de context van de jaren 1968-72, het spel van betekenissen op verschillende niveaus (letterlijk, fonetisch, poëtisch, politiek, enz.), het feit dat Broodthaers een afkeer heeft voor de structuren die onze manier van denken organiseren en beheersen (het museum, de academie, de kunstmarkt, enz. en bij uitbreiding de leestekens die hij gebruikt om ons in verwarring te brengen), en zijn voorliefde voor raadsels, rebussen en andere woord- en beeldspelletjes. En dan is er de taal: zonder een stevige kennis van de Franse taal loopt men hopeloos verloren. Marcel Broodthaers nodigt het publiek dus uit tot een groot kat-en-muisspel.
Voor meer context verwijs ik naar de tekst van Wiels hieronder.
Deze tentoonstelling is dan ook een uniek moment door de aanwezigheid van bijna alle “industriële gedichten” die geproduceerd werden. Het zien van deze collectie van 120 platen en evenveel andere documenten zal een mythisch moment zijn voor de kenners van de kunstenaar. Voor degenen die zijn poëtische universum willen betreden is het een beetje het “nu of nooit” moment.
Op de derde verdieping is er een tentoonstelling van de Amerikaanse kunstenares Rebecca Quaytman. Het is bijna de tegenpool van de industriële gedichten. Zij baseerde zich op de monumentale werken van onze schilder Antoine Wiertz (1806-1865) om een hedendaagse en feministische lezing te bieden. Een must-see
WIELS schrijft:
In zijn dichtbundels staat de suggestieve, vrij associërende taal van Marcel Broodthaers(1924-1976) in schril contrast met de manipulatieve taal van de marketing of de harde data van de elektronische communicatie die in de jaren ‘60 hun intrede deden. De repetitieve boodschappen in gestandaardiseerde taal worden in deze multipels die hij ‘Industriële gedichten’ noemde, in vraag gesteld. Gebruik makend van de populaire elementen van plastieken straatnaamborden componeerde hij raadselachtige visuele gedichten met signalen, beelden, letters, woorden of leestekens die zich aan een directe en universele betekenis weten te onttrekken. De afgeronde contouren van de letters en pictogrammen, industrieel vervaardigd met behulp van een vacuümvormtechniek, maken de letters bijna tastbaar; het reliëf stelt het grafische voorop, als mal voor het communiceren van ideeën. Broodthaers omschreef deze werken als “het beeld behandelen als woord en het woord als beeld”, een commentaar op de utilitaire opvatting die ook de conceptuele kunst hanteerde van taal louter als informatie. In plaats daarvan stelde hij de vele poëtische dimensies van taal voorop.
“Deze platen worden zoals wafels gemaakt, zie je”Marcel Broodthaers, MB, 10.000 Fr beloning, 1974
In een onuitgegeven tentoonstelling, gerealiseerd in nauwe samenwerking met de Nalatenschap/Succession Marcel Broodthaers, presenteert WIELS de volledige reeks van 36 hoofdmotieven van Broodthaers’ platen en ook alle nevenmotieven, onbekende versies en vele variaties, om zo de eigenzinnige kijk van de kunstenaar op serialiteit, het unieke kunstwerk en z’n reproductie te onthullen. De tentoonstelling omvat ook prototypes en een uitgebreide reeks voorbereidende schetsen voor de platen, in confrontatie met een selectie van ‘Open brieven’ van de kunstenaar. De brieven, een soort pamfletten, werden door Broodthaers in de publieke arena verspreid in de periode dat hij zijn Musée d’art moderne, Département des Aigles oprichtte en ontwikkelde, een persoonlijk museum waarvan hij de kunstenaar, directeur, bewaker en terloopse bezoeker was. Het museum bestond van 1968 tot 1972, parallel aan de productie van de plastieken platen, waarvan er verschillende als publiciteit voor de secties zijn persoonlijke museum functioneerden.
Deze tentoonstelling brengt een 120-tal platen, 70 tekeningen en documenten samen, met prototypes en een selectie van 14 ‘Open brieven’. Een catalogue raisonné van alle platen, variaties of prototypes werd samengesteld door Charlotte Friling, met teksten van Maria Gilissen Broodthaers, Manuel Borja-Villel en Dirk Snauwaert (400 pp, 500 illustraties).
Gecureerd door Charlotte Friling en Dirk Snauwaert
In nauwe samenwerking met Maria Gilissen Broodthaers en de Succession Marcel Broodthaers
En in samenwerking met Marie-Puck Broodthaers
Display ‘Open brieven’ naar ontwerp van Richard Venlet